Introductie

Welkom!

Ik ben Jacqueline van Dooren (1988, Leiden). Ik ben medewerker Sales Support bij A Beautiful Story, een fairtrade sieradenmerk dat mensen in Nepal en India een eerlijk en leefbaar inkomen biedt. Daarnaast ben ik in mijn woonplaats Lisse raadslid, energiecoach, vrijwilliger bij Scoutinggroep Shawano’s en co-tuinder. Ik sta voor een efficiënte manier van werken en leven waarbij we aandacht hebben voor onze impact op elkaar en op het milieu. Nu en later.

Ik heb grote idealen. Ik ben in 2012 afgestudeerd in de Master ‘Conflicts, Territories & Identities’ (Radboud Universiteit Nijmegen) waarin oorlog en vrede centraal stonden. Tijdens mijn studie heb ik een half jaar vrijwilligerswerk gedaan bij de Tibetaanse gemeenschap in India  en een half jaar stage gelopen op de ambassade in Koeweit. Ook heb ik via een uitwisselingsprogramma met de Balkan de gevolgen van oorlog ervaren. Ik liep stage bij UNHCR, de VN Vluchtelingenorganisatie, en ik heb voor de Jonge Democraten verslag uitgebracht van de VN Klimaattop in Qatar. Ik heb gezien hoe slecht mensen het kunnen hebben en hoe mensen ondanks enorm hard werken, ongelijk beloond worden. Nu zet ik die kennis en motivatie in om via eerlijke handel te voorkomen dat mensen in oorlog en armoede terechtkomen. Voorkomen is immers beter dan genezen.

Ook in mijn directe omgeving denk ik dat het beter kan. Bollendorp Lisse is heerlijk om te wonen, maar loopt het risico te vergrijzen, of een slecht bereikbare suburb te worden waar geen werkgelegenheid  is. Waar alleen maar woonruimte voor de lucky few is en huizen letterlijk en figuurlijk onder water komen te staan, door klimaatverandering. De gemeente is pas in 2014 begonnen met enig beleid gericht op duurzaamheid. Dit kan beter, sneller en ambitieuzer. De gevolgen van klimaatverandering zijn al bijna onomkeerbaar. Daarom zijn de komende jaren cruciaal. In mijn functie als raadslid (D66) stuur ik hier op aan.

Door de verschillende ontmoetingen die ik heb gehad – van Dalai lama tot bollenboer – heb ik de wereld beter leren begrijpen. Ik heb geleerd dat ter plaatse kijken en praten met direct betrokkenen van onschatbare waarde is. Niet alleen voor de feiten maar vooral ook voor het wegen en invoelen. Hierdoor kan ik mij goed in anderen verplaatsen. Veel clichés – zoals dat samenwerken, wederzijds respect en vooroordelen wegnemen, bijdragen aan een vreedzame samenleving – ben ik beter gaan begrijpen; het zijn niet langer holle begrippen. Ieder mens heeft vooroordelen, ieder mens lijdt op zijn of haar manier en wil hier begrip voor. Van Noord-Ierland tot India denken wij hier hetzelfde over, maar toch loopt het door omstandigheden mis.

Ik zie drie duidelijke oplossingen.

Het eerste is iets wat wij allemaal doen. De keuzes die wij als consument maken. In India leef je dichter bij de basis. Je ziet hoe je eten groeit op de akkers, als je vlees hebt die dag zie je de dode geit nog hangen, kleren worden voor je neus gemaakt of aangepast en je hebt niet altijd toegang tot (schoon) water. Een enorm verschil met Nederland. Het is begrijpelijk dat de wereld zich zo heeft ontwikkeld, maar als consument kun je kiezen. Voor producten die te goedkoop, of door kinderen gemaakt zijn, al dan niet met hulp van giftige stoffen. Of voor producten waar je een eerlijke prijs betaalt voor het arbeidsloon, producten die met zorg zijn gemaakt. Ik denk dat hier veel behaald kan worden om de ongelijkheid in de wereld te verkleinen.

Het tweede punt is het belang van jongeren. Ik heb veel grote organisaties en kleine initiatieven gezien die iets willen veranderen. Ik zie daarbij een belangrijke rol weggelegd voor jongeren, zowel in ontwikkelingslanden als hier. Mensen kennen hun eigen land en de manieren waarop de beslissingen worden genomen het best. Jongeren zijn de toekomst en moeten daar zelf aan kunnen meebouwen.

Het derde en laatste punt is een efficiënter systeem van ‘hulp’. Nederlanders zijn grotendeels, terecht, kritisch over ontwikkelingshulp. Private initiatieven neigen naar onprofessionaliteit en korte termijn projecten; grote organisaties zijn log en hiërarchisch waardoor veel donateursgeld verloren gaat. Hoewel er zeker uitzonderingen op deze regels zijn en er ook ongelooflijk veel goeds gebeurt dankzij deze organisaties, denk ik dat we ons systeem kunnen verbeteren. Het kan en moet efficiënter om het vertrouwen van donateurs niet te beschamen, en om daadwerkelijk hulp te geven en niet een teleurstelling. Doordacht beleid is hiervoor cruciaal. Dit kan mijns inziens door ons meer te richten op de oorzaken in plaats van de symptomen van ongelijkheid. Bijvoorbeeld via bovengenoemd consumptiepatroon, door verbinding met het bedrijfsleven, aangezien het zeker ook in hun belang is dat landen ontwikkelen en stabiel zijn; door overheden lange termijn projecten te laten steunen gericht op onderwerpen die voor Westerse donateurs niet “sexy” zijn; en door NGOs te laten voldoen aan strenge normen.

Het draait volgens mij allemaal om samen (willen) werken. Om echt problemen op te lossen en echt te helpen moet je de samenwerking opzoeken en met beide benen op de grond blijven staan. Daar zouden wij Nederlanders dus heel goed in moeten zijn.